Planning, GRUP & Gewestplan
Deze teksten zijn uit het POVC verslag gehaald. De tekst is geschreven door de gemeentelijke omgevingsambtenaar, en reflecteerd de visie van het stadsbestuur, als betrokken partij in het project. Hun rol als vergunningsverlener staat ter discussie. Je moet deze informatie dus vanuit dat oogpunt bekijken. Het is geen 100% objectieve mening.
Bezwaar 1
Volgens de bezwaarindiener werd in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
‘afbakening regionaalstedelijk gebied Mechelen’ een groene bufferzone voorzien van
+/-40,00 meter aan de achterzijde van de tuinzones langsheen de Zemstbaan. De
bezwaarindiener stelt dat dit beter is als de bufferzone die wordt voorgesteld in
voorliggende omgevingsvergunningsaanvraag.
Conclusie
Het bezwaar wordt niet weerhouden.
Evaluatie bezwaarschrift:
In het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘afbakening regionaalstedelijk gebied
Mechelen’ wordt een bufferzone voorzien, aansluitend op de tuinzones van de
woningen Zemstbaan 130 (deels) t.e.m. Zemstbaan 158. Volgende
stedenbouwkundige voorschriften worden vooropgesteld voor deze
bufferzone:
“Tussen het gebied en het aangrenzende woongebied wordt in een buffer voorzien.
De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming,
geluidsafscherming, landschappelijke inpassing en afstand. De buffer wordt beplant
met streekeigen struiken en hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van
de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de aanliggende functies.
Alleen werken en handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de
buffer zijn toegelaten. Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van
een stedenbouwkundige vergunning, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk
uitvoeringsplan, moet de zone voor buffer aangelegd en beplant zijn.”
De buffer wordt aangeduid op het grafisch plan ter hoogte van de oostelijke zijde
(daar waar de uitvloeiweide gelegen is). Door de aanvrager werd als uitgangspunt
genomen om de footprint van de gebouwen tot een minimum te beperken en de
gebouwen zo maximaal mogelijk te clusteren. Specifiek heeft dit geleid tot het
behoud en bouwvrij houden van het zuidelijk gelegen grasland. Hoewel bestemd als
stedelijke ontwikkelingszone, wordt dit deel dus niet bebouwd. In het bestaande
landschapsplan wordt het bestaande grasland/weiland gezien als een open plek. Er
wordt geopteerd om dit open karakter zo veel mogelijk te behouden aangezien het
een restant is van het oorspronkelijk beemdenlandschap in de vallei van de Zenne.
Het grasland wordt ingericht als een uitvloeiweide waarbij de noordelijk gelegen
(nieuwe) bebouwing optimaal wordt gebufferd. Enerzijds wordt voorzien in een 40m
brede buffer in het noorden van het weiland (die loopt van west naar oost);
anderzijds wordt in het oosten (van noord naar zuid) een buffer gerealiseerd in de
vorm van zogenaamde ‘clumps’ die tegelijkertijd het open karakter bewaren maar
anderzijds ook zorgen voor de nodige buffering. De ‘clumps’ zijn eilanden die
gelaagd aangeplant worden met bomen en struiken. Door de afwisselende
inplanting wordt een bufferzone/groenscherm gecreëerd die bestaat uit een
combinatie van open en gesloten delen. In zowel de noordelijke als oostelijke buffer
zullen meerdere nieuwe, grote bomen worden aangeplant. Beide buffers kennen
een gelaagde opbouw met een kruidlaag, struiklaag en een boomlaag.
De eilandjes worden ook voorzien van enkele solitairen maar worden vooral
aangeplant met bosgoedplanten.
Aldus kan geconcludeerd worden dat de voorziene clumps – waarbij dit
concept/deze invulling is afgestemd op de betekenis en waarden van de plek – de
bufferfunctie, zoals voorgeschreven in art. 5.2 van het GRUP, vervullen en dat de
aanvraag aldus in overeenstemming is met art. 5.2 van het GRUP.
Bezwaar 2
De bezwaarindiener stelt dat in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘afbakening
regionaalstedelijk gebied Mechelen’ een buffer moet worden voorzien tussen de
tuinzones van de aanpalende woningen langsheen de Zemstbaan met een breedte van
+/-50,00 meter bestaande uit een berm beplant met inheemse plantensoorten.
Conclusie
Het bezwaar wordt niet weerhouden.
Evaluatie bezwaarschrift
Zie evaluatie in het hogervermelde punt.
Bezwaar 3
De bezwaarindiener stelt dat het projectgebied grotendeels gelegen is in een zone voor
stedelijke ontwikkeling overeenkomstig het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
‘afbakening regionaalstedelijk gebied Mechelen’ (GRUP). De bezwaarindiener stelt dat
deze zone bestemd is als ‘gebied voor gemeenschapsvoorzieningen’. De
bezwaarindiener stelt dat voorliggende omgevingsvergunningsaanvraag een privéinitiatief
betreft waarbij rendement voorrang heeft op het in het GRUP beoogde
gemeenschapsbelang en bijgevolg in strijd is met de bestemmingsvoorschriften van
het GRUP.
Conclusie
Het bezwaar wordt niet weerhouden.
Evaluatie bezwaarschrift:
Een deel van het projectgebied is gelegen binnen deelgebied 5 ‘Specifiek regionaal
bedrijventerrein Technopolis’ van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
‘Afbakening regionaalstedelijk gebied Mechelen’ (goedgekeurd op 18 juli 2008, van
kracht sinds 26 augustus 2008). In dit GRUP wordt het gebied aangeduid als een
‘zone voor gemengde stedelijke ontwikkeling’, met een ‘bufferzone’ (in overdruk)
aan de oostelijke zijde van het gebied (buffer richting de tuinen van de woningen
die gelegen zijn aan de Zemstbaan).
De aanvraag is in overeenstemming met art. 5.1.1. van het GRUP. Dit artikel stelt
dat het gebied bestemd is voor personeelsintensieve en bezoekersintensieve
activiteiten, openbare groene en verharde ruimten.
Ook verwante voorzieningen zoals horeca, openbare en private nutsvoorzieningen
en diensten, gemeenschapsvoorzieningen, sociaal-culturele inrichtingen en
recreatieve voorzieningen zijn toegestaan (voor zover verenigbaar met de
onmiddellijke omgeving). Grootschalige kleinhandel wordt niet toegestaan. In
voorliggende aanvraag zijn het parkeergebouw (dat ten dienste staat van zowel het
nieuwe zwembadcomplex als Technopolis), de toegangsweg, de weg voor laden en
lossen, de uitvloeiweide en een deel van de omgevingsaanleg (groene en verharde
ruimte) gelegen in de zone voor stedelijke ontwikkeling. De gevraagde handelingen
zijn in overeenstemming met de bestemmingsvoorschriften van het GRUP.
Daarnaast is het project, voor die delen die niet gelegen zijn binnen deelgebied 5
van het GRUP, gelegen binnen de gewestplanbestemming ‘gebied voor
gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut’ en ‘woongebied’.
Artikel 17 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de
inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen
maakt melding van ‘de gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare
nutsvoorzieningen’, maar omvat verder geen omschrijving van wat hieronder moet
worden begrepen.
De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de
ontwerpgewestplannen en gewestplannen, gewijzigd via omzendbrief dd. 25 januari
2002 en 25 oktober 2002, geeft een nadere toelichting omtrent welke activiteiten
thuis horen in gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare
nutsvoorzieningen. Deze omzendbrief bepaalt onder meer het volgende:
“Onder « gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen » dient te
worden begrepen voorzieningen die gericht zijn op de bevordering van het
algemeen belang en die ten dienste van de gemeenschap worden gesteld. De idee
van dienstverlening (verzorgende sector) aan de gemeenschap is derhalve
rechtstreeks aanwezig.
Daarbij is het irrelevant of deze voorzieningen worden opgericht en uitgebaat door
een overheid dan wel door een privé-instelling of -persoon, inzoverre althans de
exploitant van de inrichting geen winstbejag nastreeft en de voorzieningen
werkelijk ten dienste staan van de gemeenschap. Zo oordeelde de Raad van State
reeds meermaals dat sportinfrastructuur een gemeenschapsvoorziening kan zijn als
bedoeld in artikel 17.6.2. zelfs indien zij door een particulier wordt uitgebaat. (…)”
De Raad voor Vergunningsbetwistingen bevestigde tevens dat
gemeenschapsvoorzieningen beogen tegemoet te komen aan behoeften van de
samenleving die individuele burgers in de regel niet zelf kunnen opvangen, zoals
onderwijs, sport en cultuur (RvVb nr. A/1617/1194, 29 augustus 2017).
Zoals besproken bij de ‘Inhoudelijke beoordeling van het dossier’, punt ‘b.
Planologische toets’, is de aanvraag in overeenstemming met de geldende
gewestplanvoorschriften aangezien het zwembad een
openbaar nutskarakter heeft. Het project kwam tot stand naar aanleiding van de
vraag naar zwemwater voor zowel de publieke zwemmers, de scholen (ongeveer
70.000 kinderen), de sportverenigingen, clubzwemmers (zoals o.a. de
waterpoloclub, zwemclub, triatlonclub, duikclub, …), de Mechelse
zwemschool (met educatief karakter: leren zwemmen (vb. baby-zwemmen),
watergewenning, …), G-zwemmen (voor personen met een beperking),
groepslessen (aquagym) alsook voor de recreatieve zwemmer.
Uit deze marktbevraging blijkt dat er met het huidige aanbod aan
zwembadinfrastructuur niet ingespeeld wordt op de noden van de Mechelse
zwemmer.
Het zwemcomplex is bijgevolg gericht op het algemeen belang en staat ten dienste
van de gemeenschap. Het betreft een publiek toegankelijk gebouw dat openstaat
voor eenieder en alzo ten dienste staat van de gemeenschap.
In de Omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van
de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen wordt een groot aantal
voorbeelden gegeven van mogelijke gemeenschaps- en openbare
nutsvoorzieningen waaronder ook ‘openbare sport- en spelinfrastructuur’.
Bezwaar 4
De bezwaarindiener stelt dat voorliggende aanvraag deels gelegen is in een zone voor
gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut cfr. het gewestplan. Volgens de
bezwaarindiener is de aanvraag strijdig met de voorschriften van het gewestplan en
dient deze bijgevolg te worden geweigerd.
Conclusie
Het bezwaar wordt niet weerhouden
Evaluatie bezwaarschrift:
zie evaluatie vorig bezwaar.
Bezwaar 5
De bezwaarindiener stelt dat voorliggende aanvraag niet in overeenstemming is met
de stedenbouwkundige voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
‘afbakening regionaalstedelijk gebied Mechelen’ dat stelt dat de architecturale kwaliteit
van de gebouwen een belangrijk algemeen inrichtingsprincipe is. Volgens de
bezwaarindiener voldoen de ‘glijbaantoren’ en het parkeergebouw niet aan dit
inrichtingsprincipe en bijgevolg niet aan het GRUP.
Conclusie
Het bezwaar wordt niet weerhouden.
Evaluatie bezwaarschrift:
Zoals besproken bij de ‘Inhoudelijke beoordeling van het dossier’, punt ‘b.
Planologische toets’ worden de inrichtingsprincipes, zoals vermeld in artikel 5.1.2.
van het gewestelijk RUP, meegenomen en gerespecteerd zodat geconcludeerd kan
worden dat de aanvraag in overeenstemming is met artikel 5.1.2. van het GRUP.
Algemeen kan gesteld worden dat zowel voor de gebouwen als voor de
buitenaanleg gebruik wordt gemaakt van hoogwaardige, duurzame en esthetisch
verantwoorde materialen.
Door de architect werd gekozen om voor het parkeergebouw gebruik te maken van
een ander materiaal dan datgene dat gebruikt wordt voor het zwembadgebouw
(hout). Het parkeergebouw zal in twee lagen bekleed worden met stalen
wapeningsnetten. Door gebruik te maken van deze netten behoudt het
parkeergebouw een zekere transparantie; anderzijds wordt – door de netten over
elkaar te schuiven – toch ook een zekere afbakening/meer gesloten gevel
gecreëerd.
De glijbaantoren wordt, net zoals de gevels aan het belevingsplein en de
buitenzone, afgewerkt met een houten gevelbekleding. Hout betreft een natuurlijk
materiaal dat aansluiting vindt bij de groene omgeving. De glijbanen zelf worden,
zoals hiervoor reeds toegelicht, beschouwd als een ‘landmark’/ ‘baken’ en kregen in
die zin dan ook een andere benadering dan de overige gebouwen op de site. Voor
de kleurkeuze van de glijbanen worden opvallende, heldere kleuren gebruikt die de
functie als landmark kracht bij zetten.
Hoewel er gebruik gemaakt wordt van verschillende materialen wordt er toch een
samenhang qua materialisatie/kleurenpalet gecreëerd. Deze samenhang zet zich
bovendien ook door in de keuze van de materialen en kleuren voor de buitenaanleg
(gewassen beton en kleinschalige tegels van het belevingsplein). Het betreft
allemaal materialen die zich op een subtiele manier inpassen in de groene
omgeving. De architectuur is kwalitatief, voldoende sober en maakt dat de
gebouwen ondergeschikt zijn aan de groene, landschappelijke omgeving.
Bijkomend zorgt de omgevingsaanleg (landschapsplan) voor een groene inkleding
en buffering van de gebouwen. Door het voorzien van dichte, gelaagde groene
buffers ontstaat er een visuele afscherming/buffering van de nieuwe gebouwen ten
opzichte van de omgeving.
Bezwaar 6
De bezwaarindiener stelt dat op 17 juli 2020 de startnota voor de opmaak van een
GRUP voor het regionaalstedelijk gebied Mechelen werd goedgekeurd door de Vlaamse
Regering. Dit GRUP herneemt delen van het GRUP ‘afbakening regionaalstedelijk
gebied Mechelen’, goedgekeurd in 2008. De bezwaarindiener stelt dat er bijgevolg nog
geen definitieve versie van het GRUP bestaat en voorliggende
omgevingsvergunningsaanvraag niet positief kan worden beoordeeld.
Conclusie
Het bezwaar wordt niet weerhouden.
Evaluatie bezwaarschrift
Zoals aangehaald onder de titel ‘Stedenbouwkundige basisgegevens’ is de aanvraag
deels gelegen binnen het goedgekeurde en van toepassing zijnde gewestelijk RUP
‘Afbakening regionaalstedelijk gebied Mechelen’, en meer specifiek binnen
deelgebied 5: ‘Specifiek regionaal bedrijventerrein Technopolis’.
Deelgebied 5 van het GRUP werd niet vernietigd en is nog steeds van kracht. De
aanvraag dient bijgevolg in overeenstemming te zijn met en getoetst te worden aan
dit GRUP.
Eveneens onder de titel ‘Stedenbouwkundige basisgegevens’ wordt opgemerkt dat
de aanvraag gelegen is binnen het ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
‘Regionaalstedelijk gebied Mechelen’ zoals op 1 april 2022 voorlopig vastgesteld
door de Vlaamse regering. Dit plan herneemt inderdaad delen van het GRUP uit 2008 Het betreft hier een RUP in opmaak dat nog niet definitief (maar wel al voorlopig) werd vastgesteld. Aangezien het RUP nog niet definitief werd vastgesteld, dient te worden gesteld dat dit RUP in kwestie nog geen beoordelingsgrond vormt in het kader van voorliggende aanvraag tot omgevingsvergunning.
Wel kan de aanvraag worden geweigerd als blijkt dat deze niet in overeenstemming
zou zijn met het voorlopig vastgestelde GRUP (in toepassing van artikel 4.3.2. van
de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening). Voorliggende aanvraag is wel degelijk in
overeenstemming met het voorlopig vastgestelde GRUP.
Bezwaar 7
De bezwaarindiener wenst te verwijzen naar de verdere inbreidingen in het toenmalig
niet-correct gevolgd gewestplan Mechelen en het ontwerpplan tot wijziging van dit
gewestplan. Het gebied gelegen tussen de E17 en de woonwijk gelegen aan de
Zemstbaan was op januari 1997 in afbakening stedelijk gebied Mechelen gedeeltelijk
ingekleurd als gemengd regionaal bedrijventerrein, een stuk diensten en
mobiliteitsgenererende activiteiten en een stuk randstedelijk groengebied. Bij het
bouwen van Technopolis, destijds verklaard als ‘boven Nationaal belang’ werden er
met de buurt afspraken gemaakt die stelden dat de rest van het gebied bestaande uit
weiden en bos verder gewoon als buffergebied zouden functioneren en er niet gebouwd
zou worden. De bezwaarindiener verwijst ook naar KB van 28- 12-1972 betreffende de
bestemming van een woongebied en de richtlijnen voor goede ruimtelijke ordening
waar bedrijven, voorzieningen en inrichtingen maar mogen toegestaan worden voor
zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
Conclusie
Het bezwaar wordt niet weerhouden.
Evaluatie bezwaarschrift:
Voor de evaluatie van bovenstaand bezwaarschrift dient verwezen te worden naar
de ‘Stedenbouwkundige basisgegevens’ en naar de ‘Inhoudelijke beoordeling van
het dossier’, punt ‘b. Planologische toets’ en punt ‘m. Goede ruimtelijke ordening’.