Rubriek Procedure

Procedure

Deze teksten zijn uit het POVC verslag gehaald. De tekst is geschreven door de gemeentelijke omgevingsambtenaar, en reflecteerd de visie van het stadsbestuur, als betrokken partij in het project. Hun rol als vergunningsverlener staat ter discussie. Je moet deze informatie dus vanuit dat oogpunt bekijken. Het is geen 100% objectieve mening.

Bezwaar 1

De bezwaarindiener stelt dat de aanvrager moedwillig verschillende documenten nietheeft gepubliceerd op het omgevingsloket. Dit is onaanvaardbaar.

Conclusie
Het bezwaar wordt niet weerhouden.

Evaluatie bezwaarschrift:
De documenten die worden gepubliceerd op het omgevingsloket worden bepaalddoor het algoritme van het omgevingsloket en zijn de bevoegdheid van de Vlaamseoverheid. Dit algoritme is onder meer gebaseerd op het auteursrecht waardoor nietalle documenten online kunnen worden gepubliceerd. Alle documenten waren welbeschikbaar en lagen ter inzage in het Huis van de Mechelaar tijdens het openbaaronderzoek dat liep van 29 maart 2022 t.e.m. 29 april 2022.

Bezwaar 2

De bezwaarindiener stelt dat inzake voorliggende omgevingsvergunningsaanvraaggeen beslissing kan worden genomen door het college van burgemeester en schepenenalvorens het nieuw gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de zone wordtgoedgekeurd.

Conclusie
Het bezwaar wordt niet weerhouden.

Evaluatie bezwaarschrift
Zoals aangehaald onder de titel ‘Stedenbouwkundige basisgegevens’ zijn devoorschriften van het gewestelijk RUP ‘Afbakening regionaalstedelijk gebiedMechelen’ – deelgebied 5: ‘Specifiek regionaal bedrijventerrein Technopolis’ en hetgewestplan (voor die delen van het projectgebied die niet in het deelplan van hetgewestelijk RUP gelegen zijn) bepalend bij de beoordeling van voorliggendeaanvraag tot omgevingsvergunning.Eveneens onder de titel ‘Stedenbouwkundige basisgegevens’ wordt opgemerkt datde aanvraag gelegen is binnen het ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan‘Regionaalstedelijk gebied Mechelen’ zoals op 1 april 2022 voorlopig vastgestelddoor de Vlaamse regering. Het betreft hier een RUP in opmaak dat nog nietdefinitief (maar wel al voorlopig) werd vastgesteld. Aangezien het RUP nog nietdefinitief werd vastgesteld, dient te worden gesteld dat dit RUP in kwestie nog geenbeoordelingsgrond vormt in het kader van voorliggende aanvraag totomgevingsvergunning. Wel kan de aanvraag worden geweigerd als blijkt dat dezeniet in overeenstemming zou zijn met het voorlopig vastgestelde GRUP (intoepassing van artikel 4.3.2. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening).Voorliggende aanvraag is wel degelijk in overeenstemming met het voorlopigvastgestelde GRUP. Bijgevolg is er geen reden/aanleiding om gebruik te maken vanart. 4.3.2. VCRO.Als vergunningverlenende overheid heeft de Stad Mechelen de taak om de huidigeaanvraag te toetsen aan de van toepassing zijnde regelgeving, zijnde het GRUP uit2008 en het gewestplan voor die delen die buiten deelgebied 5 van het GRUPgelegen zijn. Bovendien is de aanvraag in overeenstemming met het voorlopigvastgestelde (nieuwe) GRUP.

Bezwaar 3

De bezwaarindiener stelt dat het verlenen van een omgevingsvergunning voorvoorliggend project in de toekomst kan leiden tot nieuweomgevingsvergunningsaanvragen zonder voorgaand openbaar onderzoek. Debezwaarindiener vreest dat dit in de toekomst kan leiden tot bijkomende ontbossingen.

Conclusie
Het bezwaar wordt niet weerhouden.

Evaluatie bezwaarschrift:
Dat het goedkeuren van voorliggende aanvraag zou kunnen leiden tot nieuweomgevingsvergunningsaanvragen zonder voorafgaand openbaar onderzoek is puurhypothetisch van aard. In de eerste plaats dient te worden gesteld dat het hier eentotaalproject betreft dat voorafgegaan werd door de opmaak van eeninrichtingsstudie en waarbij ook alle deelaspecten (mobiliteit, geluid, ecologie, …)uitgebreid werden onderzocht. Het dossier kende een lang voortraject. Van eenzogenaamde tweede fase is in de inrichtingsstudie – maar bij uitbreiding ook in hetgehele dossier – geen sprake.Stellen dat er een bijkomende omgevingsvergunningsaanvraag zal wordeningediend die dan ook nog eens de vereenvoudigde procedure zou doorlopenzonder openbaar onderzoek is puur speculatief en hypothetisch van aard.Overeenkomstig het Decreet betreffende de omgevingsvergunning(Omgevingsvergunningsdecreet) worden omgevingsvergunningsaanvragen volgens2 procedures behandeld, zijnde de vereenvoudigde procedure en de gewoneprocedure. Op basis van artikel 13 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 27november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende deomgevingsvergunning (Omgevingsvergunningsbesluit) wordt bepaald welkedossiers overeenkomstig de vereenvoudigde procedure en welke dossiersovereenkomstig de gewone procedure worden behandeld. Een voorafname op de tevolgen procedure bij eventuele toekomstige omgevingsvergunningsaanvragen isbijgevolg voorbarig. De stelling dat iedere toekomstigeomgevingsvergunningsaanvraag de facto overeenkomstig de vereenvoudigdeprocedure zal worden behandeld is dientengevolge onwaar.

Bezwaar 4

De bezwaarindiener stelt dat de stad Mechelen en de aanvrager hebben nagelaten omreële inspraak en gezamenlijke structurele duiding te organiseren alvorens over tegaan tot het opstarten van de procedure tot uitwerking van het concept van een nieuwzwembad, en daaraan gekoppeld de toewijzing van de opdracht aan de private partner,en alvorens over te gaan tot het indienen van een omgevingsvergunningsaanvraag.

Conclusie
Het bezwaar wordt niet weerhouden.

Evaluatie bezwaarschrift:
Aanvragers noch vergunningverlenende overheden zijn verplicht voorafgaand aanhet indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning het publiek teraadplegen.Hoewel niet verplicht, werden er door de aanvrager twee infomarktengeorganiseerd. Op deze infomarkten werd duiding gegeven over deinrichtingsstudie en de verschillende deelstudies. Aanwezigen kregen demogelijkheid om vragen te stellen maar ook om input te geven. Bijgevolg is er weldegelijk mogelijkheid tot inspraak geweest.

Bezwaar 5

Volgens de bezwaarindiener dient een project-MER of een gemotiveerd verzoek totontheffing te worden opgesteld door de aanvrager daar de aanvraag voldoet aan beideniet-cumulatieve voorwaarden van bijlage II, punt 12 van het Besluit van de VlaamseRegering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën vanprojecten onderworpen aan milieueffectrapportage.

Conclusie
Het bezwaar wordt niet weerhouden.

Evaluatie bezwaarschrift:
Punt 12 van bijlage II bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aanmilieueffectrapportage stelt dat overeenkomstig artikel 4.3.2, § 2 en § 3, van hetDABM een project-MER of een gemotiveerd verzoek tot ontheffing moet wordenopgesteld voor navolgende projecten:
(i) Vakantiedorpen, hotelcomplexen buiten stedelijke zones, permanente kampeeren
caravanterreinen, themaparken, skihellingen, skiliften en kabelspoorwegen,
met bijhorende voorzieningen,

  1. met een terreinoppervlakte van 5 ha of meer, of
  2. met een verkeersgenererende werking van pieken van 1.000 of meer
    personenauto-equivalenten per tijdsblok van 2 uur.
    De aanvraag voldoet echter niet aan bovenstaande voorwaarden want heeft geen
    betrekking op een vakantiedorp, hotelcomplex buiten stedelijke zones, permanente
    kampeer- en caravanterreinen, themapark, skihellingen, skiliften of kabelsporen
    met bijhorende voorzieningen.
    Bovendien bedraagt de maximale verkeersgeneratie in een periode van 2
    opeenvolgende uren in de vakantieperiode 560 pae/2u, en op een weekdag rond de
    spitsuren 272/2u. Het project genereert dus minder verkeer dan 1000 of meer pae
    per tijdsblok van 2 uur.
    De aanvraag heeft wel betrekking op een project als vermeld in bijlage III van het
    besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van
    de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage. Dit zijn de
    categorieën van projecten waarvoor een project-m.e.r.-screening dient te
    gebeuren. De aanvraag heeft betrekking op volgende rubrieken van de bijlage III
    bij het projectm.e.r.-besluit:
    (i) Rubriek 10b: ‘Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van
    winkelcentra en parkeerterreinen’
    (ii) Rubriek 12: ‘Recreatie’
    (iii) Rubriek 10j: ‘Werken voor het onttrekken van grondwater’
    (iv) Rubriek 6: ‘Chemische industrie (vervaardiging en opslag van chemicaliën)’
    Rubrieken 10b en 12 worden samengebundeld tot de activiteitengroep
    ‘stadsontwikkeling en recreatie’, dit omwille van enerzijds het gelijkaardig karakter
    van de ingreep en anderzijds het gelijkaardig karakter van de effecten die
    optreden.
    Voor de aangevraagde bemaling geldt er geen verplichting op vlak van projectm.
    e.r.-screening (rubriek 10j), aangezien de bemaling slechts een
    meldingsplichtige activiteit betreft.
    De productie van chloor via elektrolyse en de opslag van diverse gevaarlijkeproducten valt niet onder het toepassingsgebied van rubriek 6a (vervaardiging vanchemische producten of chemicaliën) en rubriek 6c (opslagruimten voor chemischeproducten), aangezien beide activiteiten geen verband houden met de chemischeindustrie.
    Voor projecten van de bijlage III dient een project-m.e.r.-screening te wordenopgesteld. Een projectm.e.r.-screeningsnota ‘PRMS Zwembad Mechelen’ volgens dedaartoe voorziene bijlages (bijlage E: beschrijving van potentiële effecten op deomgeving) maakt deel uit van de aanvraag. Een project-m.e.r.- screening houdt indat nagegaan wordt of het project, in het licht van zijn concrete kenmerken, deconcrete plaatselijke omstandigheden en de concrete kenmerken van zijn potentiëlemilieueffecten, aanzienlijke milieueffecten kan hebben. Zo er aanzienlijkemilieueffecten kunnen zijn, dan moet een milieueffectrapport worden opgemaakt.Bij het ontvankelijk- en volledigheidsonderzoek werd reeds vastgesteld dat demilieueffecten niet aanzienlijk zijn en dat de opmaak van een milieueffectenrapport(MER) niet vereist is.

Bezwaar 6

Volgens de bezwaarindiener kan de stad Mechelen niet optreden alsvergunningverlenende overheid.Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning bepaalt in artikel15/1 dat de deputatie bevoegd is voor projecten waarvoor overeenkomstig artikel 15het college van burgemeester en schepenen bevoegd is, als voldaan is aan 2voorwaarden; voor het project moet een milieueffectenrapport worden opgesteld en eris geen ontheffing van de rapportageverplichting verkregen en het college vanburgemeester en schepenen is initiatiefnemer en aanvrager. Volgens debezwaarindiener voldoet voorliggende aanvraag aan beide voorwaarden en kan de stadMechelen bijgevolg niet optreden als vergunningverlenende overheid. Volgens debezwaarindiener zal de stad Mechelen zwemwater afnemen van het stedelijk gedeeltevan voorliggende aanvraag en is er dus minstens sprake van een gedeeld initiatief,zodat de stad Mechelen kwalificeert als initiatiefnemer volgens de ratio legis van artikel15/1 OVD juncto artikel 9bis van de Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlementen de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling vanbepaalde openbare en particuliere projecten, zoals ingevoegd door Richtlijn2014/52/EU. (zie ook: EHJ 20 oktober 2011, C-474/10.) Volgens de bezwaarindienerdient het college van burgemeester en schepenen zich onbevoegd te verklaren, bijgebreke waaraan zij een schending begaat van de beginselen van behoorlijk bestuur.

Conclusie
Het bezwaar wordt niet weerhouden.

Evaluatie bezwaarschrift
Niet de stad Mechelen, maar BABALTA BV is de initiatiefnemer of de aanvrager vanvoorliggend project.De aanvraag gaat volledig uit van BABALTA BV. Op geen enkele manier valt de stadals initiatiefnemer of aanvrager aan te merken. Dat de stad Mechelen zwemwaterzal afnemen, betekent nog niet dat zij als initiatiefnemer moet worden aanzien, laatstaan als aanvrager. BABALTA BV is wel degelijk de exploitant en de aanvrager.Bovendien moest geen project-MER worden opgesteld, en moest evenmin eenontheffing van de rapportageverplichting worden aangevraagd, nu het projectonder bijlage III van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aanmilieueffectrapportage valt. Aan de voorwaarden van artikel 15/1 OVD is dan ookniet voldaan, waardoor het college wel degelijk bevoegd is.

Bezwaar 7

Volgens de bezwaarindiener is voorliggende omgevingsvergunningsaanvraag in strijdmet de beheersovereenkomst die werd opgesteld tussen Technopolis en Natuurpuntvoor het beheer van de natuur.

Conclusie
Het bezwaar wordt niet weerhouden.

Evaluatie bezwaarschrift:
Beheersovereenkomsten en persoonlijke rechten vormen geen toetsingsgrond vooreen omgevingsvergunningsaanvraag.